Het blijft verrassend stil voor iemand die elke week uitziet naar het enige bezoek dat zij krijgt. Het zingen met de ukelele aan de deur geeft nu geen reactie, de deur wordt ook niet open gedaan, daarom word ik binnengelaten door de verzorgende. Ik kruip net voorbij het aanrechtje om de hoek, kijk naar haar aan het kleine tafeltje en de deur slaat dicht. Stilte. Mevrouw Bach merkt niets van dit alles op. Bij elke in- en uitademing gaat haar kin een stukje omlaag en dan weer omhoog. Haar grijze dunne staart aait daarbij in hetzelfde ritme over haar rug. Op een klein bordje ligt vergeten hagelslag en een stukje plastic met ‘Peijnenburg’ erop.
Als ik niet oplet ga ik denken in oplossingen en aanleidingen over haar toestand, nu laat ik dat los en ga alleen maar mee ademen in haar tempo. Na een paar keer zuchten, kom ik ook tot rust. In mijn hoofd komt haar stem boven en geeft zij mij opdrachten, zoals zij graag doet. De grote knuffelhond Pluto mag op het gele sprei bij het hoofdkussen en de handdoeken mogen door de lucht naar de stoel en de stoel begint daardoor met dansen, maar stopt gelukkig voordat ze een twist maakt. Het spelen met de elementen die er al zijn, bieden mij veel mogelijkheden om de energie een wending te geven in haar kamer.
Mevrouw Bach zie ik in mijn ooghoeken in beweging komen. Zij richt haar hoofd op en oriënteert zich met toegeknepen ogen op het geluid. Ze ademt in en probeert de situatie te snappen, maar zegt toch nog niets. Haar blik gaat langzaam van mij naar de stoel, dan naar de knuffelhond en ze lijkt nog iets te zoeken. Ik moedig haar non-verbaal aan, voor woorden is het namelijk te vroeg, voor ruimte en geduld is het precies de juiste tijd. Zo sta ik zo rustig als ik maar kan bij de stoel.
De ogen van mevrouw Bach gaan langzaam weer glimmen. Ik zie dat ze zichzelf wat omhoogduwt en heen en weer schuift met haar zitvlak. Als onze ogen elkaar vasthouden, blijft het stil tussen ons, maar juist in die stilte gebeurt er van alles. Uiteindelijk klinkt er een lieve en nog schorre stem: “Ga maar koffie halen Laloo en kom dan bij me zitten”. Opgetogen met de opdracht, contact houdend en beleefd ja-knikkend, loop ik langzaam achteruit richting het aanrechtje. En voordat ik de deurklink gevonden heb, hoor ik: “Schiet maar op, ik heb lang op je zitten wachten”. Ik ga op weg naar het enige apparaat waar gezelligheid uitkomt en ik ben wéér verrast door wat er net uit stilte is geboren.